Kinderen die in armoede opgroeien en hun ouders hebben belang bij bestaanszekerheid. Dat ontlast ook leraren van onnodige werkdruk. Permanent leven beneden het bestaansminimum in combinatie met schulden en slechte huisvesting zijn een voedingsbodem voor stress, huiselijk geweld, slechte nachtrust, sociale uitsluiting en verwaarlozing van de jeugd die in zulke gezinnen opgroeit. Dit betekent dat kinderen met een behoorlijke ontwikkelingsachterstand en met psychische en soms fysieke schade de school binnenkomen. Daardoor moeten leraren dweilen daar waar anderen de kraan openlaten, want het is wel degelijk mogelijk om door beleid de materiele positie van zulke gezinnen te verbeteren. De huidige situatie draagt ook sterk bij aan het lerarentekort in kwetsbare wijken. Ook daarom ligt hier ook een opdracht aan schoolbesturen om de overheid stevig op zijn armoede- en inkomensbeleid aan te spreken en op zijn inzet voor jeugdzorg en opvoedingsondersteuning.
De bestaanszekerheid van gezinnen in armoede verdient structurele verbetering door een mix van hoger minimumloon en dito bijstandsuitkering, het terugdringen van flexwerk, een effectieve aanpak van de schuldenproblematiek en zo nodig belastingmaatregelen. Tot die tijd horen schoolbesturen het Rijk en de gemeenten stevig aan te spreken op hun beleid op het gebied van armoedebestrijding, jeugdzorg en opvoedingsondersteuning.